De tekst van het handschrift is diplomatisch weergegeven volgens de richtlijnen van de reeks ‘Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’, zij het met enkele aanvullingen en wijzigingen.((Vgl. Mertens 1994, 184-191. De nummering die voor de volgende verklaringen staat, correspondeert met die van Mertens.))
15. Transcriptie
15.1 Net zoals de verschillende vormen van de letters d, r en s niet apart weergegeven zijn, worden de verschillende schrijfwijzen van de letter w (samenstelling van uv of vv) steeds als w getranscribeerd.
15.3/4 Bij de handen A en C is het verschil tussen y en ij vaak onduidelijk.((Vgl. Priebsch, 1906, 303.)) Met name in f. 1–113 ontbreken regelmatig diakritische tekens en als de aanzet van het tweede streepje tussen de beide streepjes ver naar boven ligt en het onderste deel dicht tegen de eerste stok aanligt, betreft het zeker een y. Dit is mogelijk te zien aan een correctie die in f. 62v16 is aangebracht: daar is bij het woord Dye boven de y een diakritisch haaltje te zien dat tweemaal is doorgestreept. Bij het woord lijt op f. 90v1, waar onmiskenbaar een ij geschreven werd, heeft de rubricator daarentegen twee streepjes aangevuld. In de transcriptie wordt steeds een y weergegeven als er geen diakritische tekens staan en ij waar ten minste één diakritische punt of streepje te zien is.
15.5 Volgens de richtlijnen worden de romeinse cijfers in klein kapitaal weergegeven, voorzover het om hele getallen gaat.((Op één plaats in het handschrift (f. 108r14) gebruikte hand A voor 2½ een romeinse twee (ij) gecombineerd met een teken dat de breuk ½ representeert. Bij de transcriptie is bij wijze van uitzondering het gehele getal in arabische cijfers weergegeven omdat de schrijfwijze II½ in de transcriptie abusievelijk als 11½ opgevat kan worden.)) In het deel van hand A zijn de romeinse cijfers meestal gemarkeerd met rode punten die in de transcriptie weggelaten worden. In een aantal gevallen zijn de romeinse cijfers niet links en rechts door een punt gemarkeerd:
- 1r14: xii niet tussen puntjes
- 1v5: xii geen puntjes
- 3r4: xv alleen een puntje erachter
- 21r18: vii geen puntjes
- 45v18: xi alleen een puntje erachter
- 55v6: vii geen puntjes
- 105v11: iiii geen puntjes
- 105v12: iii geen puntjes
- 106r1: vi geen puntjes
Bij de overige handen verschijnen de romeinse cijfers zonder uitzondering zonder markeringspunten.
15.8 De transcriptie neemt de majuskels en minuskels uit het handschrift over. Verder gelden de volgende regels: de hoofdletter i wordt alleen aan het begin van een vers of zin of direct na een initiaal of aan het begin van een naam als I weergegeven; aan het begin van een woord wordt hoofdletter i als j weergegeven. Aan het eind van een woord echter als i.((Vgl. ‘Richtlijnen’ 1994, Brinkman 1995, Kienhorst/Sonnemans 1996.)) Verder worden door hand A en C roodgemaakte letters als majuskels opgevat en als zodanig weergegeven.
16. Afkortingen
16.6 In het handschrift komen afkortingen voor zowel bij majuskels als bij minuskels, zie Afkortingen. In de transcriptie blijven de majuskels en minuskels staan, bijv. f. 4v9 xps : cristus en 4v12 en 13 Xps : Cristus.((Brinkman en Schenkel 1997, 97v.))
17. Woordscheiding en aaneenschrijving
In het handschrift is de woordscheiding en aaneenschrijving vaak onduidelijk. In deel 1 zijn suffixen zoals -lick en -falt regelmatig los van de rest van het woord geschreven. In deel 2, vanaf het eind van f. 117v, en ook in deel 3, staan vaak scheidingsstreepjes tussen twee woorden, soms \ , soms / , soms | , al naar gelang de ruimte die de letters laten. Deze zijn uniform weergegeven met / .
18. Interpunctie
Behalve de ‘gewone’ punt komt ook de ‘punctus elevatus’ voor, een hoger geplaatste punt ·, bijv. in 2v8, 10r6, 17r15, etc. Deze hoger geplaatste punten zijn weergegeven als gewone punt.
19. Rubricering
Rood opgehoogde letters, interpunctie en paragraaftekens zijn in de transcriptie vet weergegeven. Overige rubricering wordt in de voetnoten vermeld.
20. Afbreken van regels, kolommen en bladzijden
Volgens de richtlijnen worden de regels zo afgebroken als zij in het handschrift staan. Wanneer er woorden met een invoegteken boven of onder de regel staan, wordt dat in een voetnoot aangegeven.
20.3 In het handschrift zijn de bladen met potlood gefolieerd in Arabische cijfers; de transcriptie volgt deze nummering. Enkele bladen in het handschrift kregen bij de nummering geen bladnummer en in één geval kregen twee bladen hetzelfde nummer. In die gevallen wordt bij de transcriptie het bladnummer aangevuld door het getal 2 tussen haakjes: omdat bijvoorbeeld twee bladen het nummer 37 kregen wordt met f. 37(2)r en 37(2)v het tweede blad aangeduid; met f. 140(2)r en 140(2)v wordt het blad tussen 140 en 141 genummerd dat geen potloodnummering kreeg.
21. Tekstgeleding
De verschillende manieren van grafische tekstgeleding (onderstrepingen, paragraaftekens, alinea’s) worden naar het handschrift weergegeven. Witregels zijn weergegeven waar zij in het handschrift staan. Er worden geen witregels toegevoegd die niet in het handschrift staan, bijv. aan het begin of eind van een tekst.
25. Tekstverlies
Tekstverlies wordt met vierkante haken, [ ], weergegeven.
28. Voetnoten
In de voetnoten staan bijzonderheden zoals de plaatsing van woorden onder of boven de regel, gevlekte letters, tekeningetjes.