MVN Handschrift-Serrure

Fase Ib

Hand B voegt katernen 18-22 (f. 129165) toe en beschrijft f. 121148.

Inhoud: Straβburger Rätselbuch (deel II)

1. Materiaal en katernopbouw

In de gebruikseenheid die hand A vervaardigd had waren de twee laatste katernen niet beschreven. Hand B maakte van deze lege ruimte gebruik door een nieuwe tekst toe te voegen in het laatste katern (katern 17, f. 121128). Om deze tekst volledig te kunnen kopiëren voegde hij vervolgens vijf nieuwe papieren katernen toe (18-22), met een watermerk dat niet in de katernen van hand A voorkwam (W3). De collatieformule van de vijf toegevoegde quaternionen luidt:

[18-19]IV (142) + [20]IV-1 (149) + [21-22]IV (165)

Hand B voegde veertig bladen toe aan de katernen van hand A. Slechts één blad van deze katernen is verwijderd uit het handschrift. Het betreft zeer waarschijnlijk het laatste blad van katern 20, aangezien de sporen van het watermerk in dit katern in het binnenste en buitenste bifolium voorkomen en het huidige laatste blad van dit katern geen sporen van het watermerk bevat. In deze katernen treft men enkele fouten aan in de moderne potloodfoliëring: f. 135, 140 en 160 komen twee keer voor, terwijl het nummer 163 is overgeslagen.

De watermerken zijn te vinden in de bovenmarge in de vouw. In Tabel 6 wordt de spreiding ervan weergegeven. Op basis van de stukjes watermerk die nog zichtbaar zijn, is het niet mogelijk de vorm te reconstrueren. Aan de kopsnede is een randje ervan weggesneden en op de beschadigde ruggen van de dubbelbladen zijn strookjes restauratiepapier geplakt, die stukjes watermerk aan het zicht onttrekken.

 

W3
Katern 18 (130)^135

131^134

Katern 19 137^141

138^140*

Katern 20 143^verloren

146^147

Katern 21 151^156

(152)^155

Katern 22 159^164

160^162

 Tabel 6: Watermerken in het papier toegevoegd in fase Ib

Met een asterisk zijn de folia gemarkeerd waarop een stukje water­merk verwacht wordt dat niet zichtbaar is.

2. Opmaak

Van de vijf katernen die hand B heeft toegevoegd, heeft hij er drie met loodstift voor één kolom afgelijnd: katern 18, 19 en 20 (tot en met f. 149). Katern 21 en 22, die hij onbeschreven liet, zijn niet afgelijnd. Ook katern 17 – het laatste, onbeschreven katern dat door hand A was aangemaakt – is niet afgelijnd. De linkermarges van katern 17 zijn daardoor minder recht dan die in katern 18, 19 en 20. Op sommige bladen van katern 18, 19 en 20 is ook de aflijning van de bovenrand van de kolom zichtbaar. Zowel de verticale als de horizontale aflijning is tot aan de bladranden doorgetrokken. Als er prikkings waren, zijn ze niet bewaard gebleven.

De hoogte van de schriftspiegel varieert van 100 tot 105 mm en de breedte van 65 tot 70 mm. Het aantal regels per bladzijde in het Straβburger Rätselbuch is niet overal gelijk. Van f. 121v tot en met 129v tellen de bladen 23 of 24 regels, maar daarna varieert het aantal tussen 21 en 25 regels. Het voorkomen van opschriften, die iets meer ruimte krijgen dan een gewone tekstregel, heeft geen invloed op het regelaantal.((De folia met een opschrift zijn f. 121v (23 regels), f. 124r (24), f. 126r (24), f. 126v (23), f. 136v (21), f. 140r (21 regels en twee opschriften), f. 140(2)r (22), f. 141r (22) en f. 148r (21). Bladzijden zonder opschrift, maar met slechts 21 regels zijn: f. 134r, 135(2)r, 141v en 142r.)) Alleen op f. 140r waar twee opschriften van vrij veel witruimte zijn voorzien, is het aantal regels aantoonbaar lager: slechts 21. Ten slotte varieert ook de hoogte van tien regels tussen 35 en 40 mm.

3. Schrift en correcties

Hand B beschreef f. 121v tot en met f. 148r met zwarte inkt in een zestiende-eeuwse littera cursiva met, volgens Priebsch, ‘deutlich deutschem schriftcharakter’.((Priebsch 1907, 176.)) Zijn penpunt was breder dan die van hand A.

Zowel de stok-s als de f hebben bij hand B een ‘rugzakje’, een klein aanzetje aan de linkerzijde van de stok. Het boogje van de stok-s sluit hij niet, maar dat van de f vaak wel, zodat er een lus ontstaat. Wanneer twee stok-s’en of twee f’en naast elkaar staan, helt de linker iets naar rechts over tegen de rechter aan, die iets minder ver onder de schrijflijn zakt (zie afbeelding 8). Wanneer de stok-s door een t wordt gevolgd, botst het boogje van de stok-s meestal tegen de top van de stok van de t aan, zodat het lijkt of de kopiist een st-ligatuur vormt. Aan het woordeinde noteert de kopiist een ronde s, die vaak lijkt op een Brezel-s, omdat hij beneden gesloten is. De kopiist schrijft ook een sz-teken, gevormd door de combinatie van een stok-s met een z met daaronder een haal naar links, waardoor de z op een 3 lijkt. Deze letter staat aan het woordeinde maar soms ook in het midden van een woord, zoals op f. 121v5 (kirszkern).

Afbeelding 8: de s en f van hand B (f. 122r3-4)

Ook andere letters schrijft de kopiist met een grote haal naar links onder de schrijfregel: bij de g en de y, en bij het tweede pootje van de n en de h. Deze haal vormt bij de h vaak een lus onder de letter. Bij de g loopt de haal vaak door tot aan het oog, zodat hij de g aan de voorzijde sluit. De buik van de d is vrijwel altijd open, de buik van de b is gesloten. Evenals hand A schrijft hand B twee p’s: de p met twee pennenstreekjes komt weinig voor, maar de p als krul, gezet met één pennenstreek, gebruikt de kopiist veelvuldig (zie afbeelding 9). De kopiist plaatst consequent puntjes op de i, en voorziet de u van een hol boogje erboven wanneer verwarring mogelijk is.

Afbeelding 9: de p’s van hand B (f. 128r7 en 147v6)

Voor de zwarte opschriften en veel aanduidingen van de onderdelen van de teksten (Ein frag, Rat en Antwort – afgekort tot Ant) gebruikt hand B een littera hybrida die iets groter is dan de cursiva van de tekst. In Antwort schrijft hij geen majuskel A maar een grote minuskel a, die nu eens één verdieping heeft (bijv. f. 140v13 en 142v1) en dan weer twee (bijv. f. 140v4 en 144r22).

Hand B maakt gebruik van een aantal interpunctietekens. Achter vragen en raadsels staat vaak een vraagteken in de vorm van een punctus interrogativus, een punt met een boogje erboven (bijv. f. 121v3 na sey, f. 121v7 na hab, f. 122r20 na beschwert en f. 122v1 na dreck). Daarnaast gebruikt hij een schuin streepje (/) als pauzeteken (bijv. f. 121v6, 121v8, 121v9 en 121v17). Het meest voorkomende interpunctieteken heeft de vorm van de moderne dubbele punt en kan gelezen worden als punt (bijv. na alt op f. 121v6, na erfarn op f. 127v22), of als dubbele punt (bijv. na Ant op f. 121v3 en 121v12). Ten slotte gebruikt hand B ook af en toe een punt, die gelezen kan worden als een moderne punt (bijv. na wolffin op f. 128v4 en hun op 129v6) of als dubbele punt na Ant of Antwort (bijv. op f. 131r18 en 144r22).

In tegenstelling tot hand A en hand C gebruikt hand B slechts een beperkt aantal verschillende afkortingstekens en maakt daar bovendien spaarzaam gebruik van (zie Afkortingen).

De correcties die door hand B zijn aangebracht, beperken zich tot het toevoegen van ontbrekende letters boven de regel, zoals op f. 125r2 waar de r boven ward is toegevoegd en tot het verbeteren van letters, bijv. de t uit een e in felt (f. 122v20), of de n uit een e in schne (f. 123r12). Andere correcties zijn aangebracht door hand C (zie Gebruikssporen).

4. Tekstgeleding en rubricering 

Het werk van hand B is niet gerubriceerd. Door middel van grote zwarte opschriften die naar rechts inspringen worden in het Straβburger Rätselbuch de raadselgroepen van elkaar gescheiden. Binnen een groep beginnen alle raadsels of vragen op een nieuwe regel, meestal voorafgegaan door Ein frag of Rat, in een iets groter en ander schrift, met grote majuskel. De antwoorden worden op dezelfde wijze ingeleid met de afkorting Ant (of een enkele keer Antwort voluit), maar worden niet op een nieuwe regel begonnen. De meeste raadsels zijn in proza. Van de enkele berijmde vragen, zoals op f. 124r125v en 131v, zijn de verzen achter elkaar genoteerd zodat ze op prozateksten lijken.

5. Gebruikssporen

In het Straβburger Rätselbuch heeft een latere bezitter tussen f. 121v en 135r sporen nagelaten waaruit blijkt dat hij de raadsels heeft gelezen. Met bruine inkt heeft hij aanvullingen, correcties en markeringen erbij aangebracht. Hoewel het aantal aanvullingen en correcties beperkt is, bieden ze de mogelijkheid om de hand te identificeren als hand C. De schrijfwijze van de r in de aanvulling op f. 123r16 en 129v18 wijkt namelijk af van die van hand B, maar vertoont sterke overeenkomsten met die van hand C. Ook de manier waarop de dubbele f in off wordt geschreven in de aanvulling op f. 129v18 is vergelijkbaar met de manier waarop hand C dat doet, bijvoorbeeld op f. 153v8 of 153v17.

Aanvullingen en correcties van hand C komen voor in de volgende regels:

  1. 121v14: sayten is veranderd in suyten: u verbeterd uit a
  2. 123r16: naast hinder staat .l. Ars, waarbij de afkorting staat voor het Latijnse vel ‘of’((Bischoff 1986, 213; Cappelli 1979, 198.))
  3. 123v8: in het woord Ku is de stok van de K verlengd
  4. 127r3-4: sie geen gen kirchen is verbeterd in sie geen genr [lees gern] zo kirchen
  5. 127r23: naast meszener staat .l. kuster, waarbij de afkorting staat voor het Latijnse vel ‘of’
  6. 129v18: rechts naast altar staan de woorden off alder
  7. 131v23: hand B heeft onderaan de bladzijde het antwoord op het raadsel niet volledig genoteerd. Hand C noteert het ontbrekende nuijsse

 

Correctie 2, 4, 5 en 6 geven bovendien een aanwijzing voor de taalkundige identiteit van deze gebruiker. De Hoogduitse tekst was blijkbaar moeilijk voor hem (of voor de persoon voor wie hij het boek bewerkte): hij kent het voorzetsel gen niet, en ook met de woorden hinder, meszener en eventueel altar is hij niet vertrouwd, waardoor hij ze moest vertalen met de Middelnederlandse of Middelnederduitse woorden ars, kuster en alter. Deze taalkundige aspecten passen goed in het beeld van hand C, wiens schrijftaal meer door het Nederlands dan door het Hoogduits beïnvloed is.

Een latere gebruiker (hand C?) heeft het begin van de raadsels op f. 121v tot en met f. 135r in de linkermarge gemarkeerd met een horizontaal streepje waar bovenop twee naar rechts wijzende diagonale streepjes zijn geplaatst (  //  ), met enige variatie in vorm. Enkele raadsels zijn overgeslagen. en na f. 135r komen deze markeringen niet meer voor.

Een tweede gebruiksspoor komt voor op f. 121v en 122r. Een onbekende hand heeft op beide bladzijden in de binnenmarges bij vijf raadsels een + geplaatst, in zwarte inkt (iets grijzer dan de inkt van hand B).

Ten slotte is er een latere toevoeging te vinden op f. 148v. Een zestiende-eeuwse hand (hand w) schreef daar aan de bovenrand van het blad slechts drie woorden, die nu niet goed meer te lezen zijn. Waarschijnlijk staat er Laus Dei sancti, waarbij het laatste woord is afgekort. Deze hand komt met geen van de andere handen in het handschrift-Serrure overeen.((Bönig 1999, 35 neemt aan dat het hier om hand x gaat, maar daarvoor geeft hij geen argumenten.)) Kort na het schrijven van deze drie woorden heeft de kopiist het boek gesloten, waardoor een afdruk van deze tekst in de vorm van zes puntjes op f. 149r terecht is gekomen.

Vorige pagina | Volgende pagina