Het belang van de uitgave van het handschrift-Serrure, Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, II 144 ligt in het unieke karakter van de inhoud: zeer veel gedichten zijn nergens anders overgeleverd. Het is zinvol alle teksten als geheel in de editie op te nemen, ook al vallen niet alle teksten binnen de richtlijnen voor de reeks ‘Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’ (een deel van de teksten stamt uit de periode na 1600 en de Hoogduitse verzameling raadsels van hand B (Straßburger Rätselbuch) is buiten de Nederlanden ontstaan). Maar alleen door deze teksten wel op te nemen, kan de ontstaansgeschiedenis van het handschrift verder onderzocht worden.
In 2004 kregen Erika Langbroek en Annelies Roeleveld van de projectcommissie Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden het verzoek een digitale teksteditie van het handschrift-Serrure te maken. In 2015 werd Daniël Ermens als codicoloog bij de uitgave betrokken. Een tweede verzoek aan ons was na te denken over een passende naam voor het handschrift dat bekend staat onder de signatuur Brussel KB II 144. Bij het zoeken naar een geschikte naam hebben wij niet de naam ‘het Venlose liederenhandschrift’ overgenomen, die Martine de Bruin, Johan Oosterman en Clara Strijbosch voor dit handschrift gebruiken, omdat er ook andere teksten dan liederen in het handschrift staan.((De Bruin, Oosterman en Strijbosch 2001, H074, inmiddels beschikbaar in de Nederlandse liederenbank.)) Ook het voorstel van Helmut Tervooren, die het eerste deel van het handschrift, f. 1r–113v, het ‘Venloer-Geldrische Hausbuch’ noemde, volgen wij niet, omdat deze naam alleen op het eerste deel slaat en, zoals uit het codicologisch onderzoek blijkt, dit deel niet los kan worden gezien van de rest van de codex.((Tervooren 2006, 149, 168, 187, 294, 296.)) Wij hebben gekozen voor het ‘handschrift-Serrure’, genoemd naar de grote filoloog Constant-Philippe Serrure, en de enige bekende eigenaar van het handschrift. Uit zijn bezit is het door de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel verworven.
Op deze plaats willen de editeurs hun dank uitspreken aan Christoph Bönig, die ons zijn Magisterarbeit Studien zur Hs. Brüssel, Königliche Bibliothek Albert I, II 144 (zie Geschiedenis van het Onderzoek, laatste alinea) ter beschikking stelde om te gebruiken bij ons verdere onderzoek en als basis voor onze editie en onze inleiding. Wij zijn dr. Ann Kelders van de Koninklijke Bibliotheek van België erkentelijk, omdat zij ons heeft bijgestaan toen wij in februari 2012 het handschrift kwamen inzien; Ann Kelders heeft bovendien in een aantal noodzakelijke gevallen betere foto’s verzorgd dan de fotokopieën waar wij over beschikten. Daniël Ermens bedankt dr. Erik Kwakkel en dr. Hans Kienhorst voor hun aanwijzingen bij de codicologische beschrijving en hij bedankt Ann Kelders en dr. Michiel Verweij van de Koninklijke Bibliotheek van België voor hun toestemming het handschrift in 2016 in situ grondig te bestuderen. Bijzondere dank zijn wij ook verschuldigd aan prof. dr. Amand Berteloot, die op ons verzoek een lokalisatie van de handen A en C van het handschrift heeft gemaakt op basis van het vocalisme en consonantisme, de morfologie en de woordenschat, aan prof. dr. Piet van Reenen, die voor ons de transcriptie heeft gemaakt van de Franse tekst op f. 121r. en dr. Ulrike Hascher-Burger, die voor ons het notenbalkraadsel op f. 55v heeft opgelost. Ten slotte een woord van dank aan de Stichting Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen (NLCM) die Daniël Ermens in staat stelde de codicologische beschrijving te maken.
Erika Langbroek
Annelies Roeleveld†